Voordat ik in de stad kom stop ik om water te halen. Jerome werkt in zijn werkkamer met kromme handen. “Wil je geen bier? Dat is lekkerder dan water.”
Ik volg hem de grote tuin in. Het is een zee van bloemen en vogels badderen in kommetjes water die onder de oude bomen staan. Zijn vrouw Marguerite komt naar buiten en schrikt even als ze me ziet. “Ze wilde water, maar daar heb je niets aan met dit weer.”
“Jij niet Jerome,” lacht ze, “anderen misschien wel.” Marguerite heeft rood haar en haar verrimpelde gezicht duidt op een schoonheid dat verder gaat dan een mensenleven.
Ze bukt onder de oude wilg en komt bij ons zitten. “Deze moest meneer snoeien maar dat vergat hij natuurlijk. Als met alles. Dus nu kunnen we niet meer normaal lopen.”
“Dat kunnen we toch al lang niet meer, ma cherie.”
Ze zijn allebei 85 en al 57 jaar getrouwd. Ze vertellen me over het dorp, hoe er vroeger een kapper, een bakker, een school en drie cafés waren. “En dan hadden we iedere week een bal, we danste de tango, de wals, en alle dames kwamen zich hier opmaken,” Marguerite droomt, “het was magnifique.”